DAF 575

Handleiding inbouw dieselmotor DA 475, DD575 en DS575.

Overgenomen uit de originele handleiding van :

VAN DOORNE'S AUTOMOBIELFABRIEK N.V. - EINDHOVEN

 
De werkwijze van de dieselmotor
 

Teneinde begrip te hebben voor een juiste verzorging van de dieselmotor is het nodig dat degene die met deze verzorging wordt belast, vertrouwd is met de werkwijze van dit type motor. In tegenstelling met de benzinemotor, die een gasmengsel van lucht en benzinedamp naar binnen zuigt, krijgt de diesel uitsluitend lucht in zijn verbrandingsruimte. Bij de benzinemotor is een hete bougievonk nodig om het gasmengsel tot ontsteking te brengen.
Een diesel heeft zo'n vonk niet nodig, omdat hier de binnengezogen lucht dermate hoog gecomprimeerd wordt, dat wanneer in deze heet geworden lucht een uiterst fijn verstoven hoeveelheid brandstof onder zeer hoge druk wordt gespoten, dit mengsel van lucht en brandstof onmiddellijk tot ontbranding komt. Voorts hangt het van de hoeveelheid ingespoten brandstof af welke krachtontwikkeling op de zuiger wordt uitgeoefend.
Voor het inspuiten van brandstof in die sterk samengeperste lucht is een zeer hoge inspuitdruk ( 140-185 kg/cm²) vereist. Bovendien vraagt het afpassen van hoeveelheden brandstof ter grootte van nauwelijks een speldenknop vanzelfsprekend een haast onvoorstelbaar nauwkeurige afwerking van de apparatuur welke hiervoor wordt gebruikt. De brandstofpomp van een dieselmotor moet dan ook tot de precisie instrumenten worden gerekend en zonder enige overdrijving kan daarom worden gezegd, dat vuil en water in de brandstof de grootste vijanden zijn van de diesel inspuit apparatuur. De zorg voor een zo zuiver mogelijke brandstof begint reeds bij de opslag van de voorraadvaten, waarvoor verder in deze handleiding richtlijnen worden gegeven. Vervolgens moet bij voorkeur een gaasfilter in de vulopening aanwezig zijn tijdens het tanken, terwijl de zuigopening van de aanzuigleiding door een zeef is omgeven.

De DAF DS575 dieselmotor met Holset turbocompressor.

De brandstofopvoerpomp zuigt de brandstof vanuit de tank door het brandstofgroffilter en perst deze onder betrekkelijk geringe druk naar het fijnfilter. De aldus reeds meerdere malen gereinigde brandstof bereikt nu de brandstofinspuitpomp. De inspuitpomp heeft tot taak de brandstof in uiterst geringe hoeveelheden (variërende met de behoefte aan motorvermogen) op het juiste moment onder zeer hoge druk naar de verstuivers te persen. Deze laatstgenoemden tenslotte - hun naam zegt het reeds - verdelen de toegevoerde brandstof in dermate fijne deeltjes, dat de brandstof als een nevel in de verbrandingsruimte wordt gespoten. Maar ook dit gebeurt pas nadat eerst nog een allerlaatste filtering van de brandstof d.m.v. een klein filter in de verstuiver heeft plaatsgevonden. Uiteraard is het moment van brandstofinspuiting geheel afhankelijk van de stand van de zuiger in de betreffende cilinder. Bij de DAF dieselmotoren is dit bijvoorbeeld 28° ( DA 475 en DD 575)  of 26° ( DS 575) vóór het B.D.P. (bovenste dode punt) van de zuiger in zijn compressieslag. Hieruit volgt dus dat de brandstofinspuitpomp moet worden aangedreven vanaf de nokkenas van de motor en dat de stand van de koppeling tussen de twee genoemde delen zeer nauwkeurig dient te worden ingesteld. Het veranderen van deze instelling is dan ook ontoelaatbaar.
Een heel belangrijk onderdeel van de inspuitpomp is de regulateur. Deze heeft tot taak het motortoerental dusdanig te beheersen, dat dit niet beneden het minimum daalt, noch het maximum overschrijdt en dat bovendien een eenmaal ingesteld toerental gehandhaafd blijft onafhankelijk van de belasting van de motor. Deze regeling van het toerental komt tot stand door al naar behoefte de hoeveelheid in te spuiten brandstof te verhogen of te verminderen. De regulateur moet dus reageren op de motorbelasting en is daarom aangesloten op het vacuum dat in meer of mindere mate heerst in de inlaatbuis van de motor.
De DS 575 motor- en in speciale uitvoeringen ook de DA 475 en de DD 575 is echter uitgerust met een mechanische regulateur, waarbij centrifugaal gewichten, die op het toerental reageren, de regelende werking uitoefenen. Hierboven is reeds gesproken over de zeer hoge druk, waaronder de brandstof in de verbrandingsruimte wordt geperst en over de nauwkeurigheid van het moment van inspuiting. Aan deze twee voorwaarden kan alleen worden voldaan indien er absoluut geen lucht in het brandstofsysteem voorkomt. Lucht is immers wel samenpersbaar, terwijl een vloeistof dit niet is. Bij de dieselmotor is het dus tevens van groot belang, dat geen lucht in het systeem kan binnendringen. Vuil, lucht en water in het brandstofsysteem zijn dus de vijanden van de diesel. Wordt hiermede rekening gehouden, dan zal in de praktijk blijken, dat de dieselmotor een buitengewoon betrouwbare motor is, die voor geringe exploitatiekosten grote prestaties levert. Zoals reeds werd opgemerkt, levert de dieselmotor zijn vermogen naarmate de hoeveelheid brandstof die in de verbrandingsruimte wordt ingespoten.
De verbrandingsruimte kan echter slechts een bepaald maximum aan lucht aanzuigen en vanzelfsprekend heeft het geen enkel nut ( integendeel het is schadelijk voor de motor! ) om méér brandstof in te spuiten dan kan worden verbrand met die maximale hoeveelheid lucht. Toch bestaat een mogelijkheid om méér lucht in de verbrandingsruimte te krijgen, namelijk door deze lucht niet door de motor te laten aanzuigen, maar door de lucht onder druk toe te voeren. Voor het onder druk toevoeren van lucht naar de motor zorgt de turbocompressor, waarmede de DS-575 is uitgerust. Deze compressor bestaat uit twee hoofdelementen.
Een turbineschoepenrad dat door de motoruitlaatgassen in zeer snelle wenteling wordt gebracht en de eigenlijke compressor - op dezelfde as gemonteerd als de turbine - die lucht aanzuigt, deze comprimeert en onder druk naar de motor voert. In de verbrandingsruimte is nu dus meer lucht voor de verbranding beschikbaar dan wanneer de motor die lucht zelf had moeten aanzuigen, zodat het onder deze omstandigheden wel mogelijk is om meer brandstof in te spuiten en daardoor het motorvermogen te verhogen.